Persbericht
Donkere materie had minder invloed in sterrenstelsels in het vroege heelal
VLT-waarnemingen van verre sterrenstelsels wijzen erop dat normale materie hierin de overhand had
15 maart 2017
Nieuwe waarnemingen wijzen erop dat tijdens de hoogtijdagen van het ontstaan van sterrenstelsels, 10 miljard jaar geleden, zware sterren-vormende stelsels werden gedomineerd door baryonische oftewel ‘normale’ materie. Dat is in schril contrast met de huidige sterrenstelsels, waarin de geheimzinnige donkere materie de overhand lijkt te hebben. Dit verrassende resultaat, verkregen met ESO’s Very Large Telescope, suggereert dat donkere materie in het vroege heelal minder invloedrijk was dan nu. De resultaten van het onderzoek verschijnen in vier artikelen, waarvan er één vandaag in Nature is gepubliceerd.
De materie die wij in het heelal zien bestaat uit helder stralende sterren, gloeiend gas en wolken van stof. Maar de ongrijpbare donkere materie straalt geen licht uit en absorbeert of weerkaatst het ook niet – zij is alleen waarneembaar via de zwaartekracht die zij op haar omgeving uitoefent. De aanwezigheid van donkere materie kan verklaren waarom de buitenste delen van nabije spiraalstelsels sneller draaien dan je zou verwachten als de stelsels volledig uit normale materie zouden bestaan [1].
Nu heeft een internationaal team van astronomen, onder leiding van Reinhard Genzel van het Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik in Garching, Duitsland, de instrumenten KMOS en SINFONI van ESO’s Very Large Telescope in Chili [2] gebruikt om de rotatie te meten van zes zware, sterren-vormende stelsels in het verre heelal, op het hoogtepunt van de vorming van sterrenstelsels, 10 miljard jaar geleden.
Daarbij hebben ze een intrigerende ontdekking gedaan: anders dan bij spiraalstelsels in het huidige heelal, lijken de buitenste delen van deze verre stelsels langzamer te draaien dan de delen dichter bij de kern. Dat wijst erop dat er minder donkere materie aanwezig is dan verwacht. [3]
‘Verrassend genoeg zijn de rotatiesnelheden in de sterrenstelsels niet constant, maar nemen ze naar buiten toe af,’ aldus Reinhard Genzel, hoofdauteur van het artikel in Nature. ‘Dat heeft waarschijnlijk twee oorzaken. Allereerst worden de meeste van deze vroege zware sterrenstelsels gedomineerd door normale materie, en speelt donkere materie een veel kleinere rol dan in het lokale heelal. Op de tweede plaats waren de schijven van deze vroege stelsels veel turbulenter dan de spiraalstelsels die we in onze kosmische nabijheid zien.’
De beide effecten lijken sterker tot uiting te komen naarmate astronomen dieper het vroege heelal in kijken – verder naar het verleden dus. Dit wijst erop dat het aanwezige gas zich drie tot vier miljard jaar na de oerknal al op efficiënte wijze had georganiseerd in platte, draaiende schijven, terwijl de omhullende halo’s van donkere materie zich nog over een veel groter volume uitstrekten. Kennelijk deed de donkere materie er miljarden jaren langer over om zich te verdichten, waardoor haar dominante uitwerking pas nu tot uiting komt.
Deze verklaring is in overeenstemming met waarnemingen die laten zien dat vroege sterrenstelsels veel gasrijker en compacter waren dan de huidige sterrenstelsels.
De zes sterrenstelsels die bij dit onderzoek in kaart zijn gebracht, maken deel uit van een grotere steekproef van honderden verre, sterren-vormende schijfstelsels die met KMOS en SINFONI in beeld zijn gebracht. Naast de hierboven beschreven metingen van afzonderlijke sterrenstelsels, is van de zwakkere signalen van de overige stelsels een gemiddelde rotatiekromme gemaakt. Deze laatste vertoont dezelfde afname van de rotatiesnelheid naar buiten toe. Ook twee andere onderzoeken van 240 sterren-vormende schijven bevestigen deze bevindingen.
Gedetailleerde modelberekeningen laten zien dat waar de onderzochte stelsels bij elkaar voor ongeveer de helft uit normale materie bestaan, het rotatiegedrag van de verste sterrenstelsels volledig door normale materie wordt gedomineerd.
Noten
1] De schijf van een spiraalstelsel draait heel langzaam rond: één rotatie duurt honderden miljoenen jaren. In de kern van zo’n stelsel zitten de sterren heel dicht op elkaar, maar naar buiten toe neemt de dichtheid van de heldere materie af. Als zo’n stelsel geheel uit normale materie zou bestaan, zouden de dunbevolktere buitengebieden langzamer moeten draaien dan de opeengepakte gebieden in het centrum. Maar waarnemingen van nabije spiraalstelsels laten zien dat hun buitendelen ongeveer net zo snel draaien als hun binnendelen. Deze vlakke ‘rotatiekrommen’ geven aan dat spiraalstelsels grote hoeveelheden niet-lichtgevende materie bevatten, in de vorm van een halo van donkere materie die de galactische schijf omhult.
[2] De geanalyseerde gegevens zijn verkregen in het kader van de surveys KMOS3D en SINS/zC-SINF. Het is voor het eerst dat de dynamische eigenschappen van een groot aantal sterrenstelsels met roodverschuivingen van z~0,6 tot 2,6 (een tijdspanne van 5 miljard jaar) zo uitgebreid is onderzocht.
[3] Dit nieuwe resultaat zet geen vraagtekens bij de noodzaak van donkere materie als fundamenteel bestanddeel van het heelal of bij de totale hoeveelheid materie. Het wijst er alleen op dat de donkere materie in en rond schijfstelsels vroeger anders was verdeeld dan nu.
Meer informatie
De resultaten van dit onderzoek zijn te vinden in het artikel ‘Strongly baryon dominated disk galaxies at the peak of galaxy formation ten billion years ago’ van R. Genzel et al., dat in het tijdschrift Nature verschijnt.
Het onderzoeksteam bestaat uit R. Genzel (Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik, Garching, Duitsland; University of California, Berkeley, VS), N.M. Förster Schreiber (Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik, Garching, Duitsland), H. Übler (Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik, Garching, Duitsland), P. Lang (Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik, Garching, Duitsland), T. Naab (Max-Planck-Institut für Astrophysik, Garching, Duitsland), R. Bender (Universitäts-Sternwarte Ludwig-Maximilians-Universität, München, Duitsland; Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik, Garching, Duitsland), L.J. Tacconi (Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik, Garching, Duitsland), E. Wisnioski (Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik, Garching, Duitsland), S. Wuyts (Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik, Garching, Duitsland; University of Bath, Bath, VK), T. Alexander (The Weizmann Institute of Science, Rehovot, Israël), A. Beifiori (Universitäts-Sternwarte Ludwig-Maximilians-Universität, München, Duitsland; Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik, Garching, Duitsland), S.Belli (Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik, Garching, Duitsland), G. Brammer (Space Telescope Science Institute, Baltimore, VS), A.Burkert (Max-Planck-Institut für Astrophysik, Garching, Duitsland; Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik, Garching, Duitsland) C.M. Carollo (Eidgenössische Technische Hochschule, Zürich, Zwitserland), J. Chan (Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik, Garching, Duitsland), R. Davies (Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik, Garching, Duitsland), M. Fossati (Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik, Garching, Duitsland; Universitäts-Sternwarte Ludwig-Maximilians-Universität, München, Duitsland), A. Galametz (Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik, Garching, Duitsland; Universitäts-Sternwarte Ludwig-Maximilians-Universität, München, Duitsland), S. Genel (Center for Computational Astrophysics, New York, VS), O. Gerhard (Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik, Garching, Duitsland), D. Lutz (Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik, Garching, Duitsland), J.T. Mendel (Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik, Garching, Duitsland; Universitäts-Sternwarte Ludwig-Maximilians-Universität, München, Duitsland), I. Momcheva (Yale University, New Haven, VS), E.J. Nelson (Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik, Garching, Duitsland; Yale University, New Haven, VS), A. Renzini (Vicolo dell'Osservatorio 5, Padova, Italië), R. Saglia (Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik, Garching, Duitsland; Universitäts-Sternwarte Ludwig-Maximilians-Universität, München, Duitsland), A. Sternberg (Tel Aviv University, Tel Aviv, Israël), S. Tacchella (Eidgenössische Technische Hochschule, Zürich, Zwitserland), K. Tadaki (Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik, Garching, Duitsland) en D. Wilman (Universitäts-Sternwarte Ludwig-Maximilians-Universität, München, Duitsland; Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik, Garching, Duitsland).
ESO is de belangrijkste intergouvernementele astronomische organisatie in Europa en verreweg de meest productieve sterrenwacht ter wereld. Zij wordt ondersteund door zestien lidstaten: België, Brazilië, Denemarken, Duitsland, Finland, Frankrijk, Italië, Nederland, Oostenrijk, Polen, Portugal, Spanje, Tsjechië, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Zwitserland, en door gastland Chili. ESO voert een ambitieus programma uit, gericht op het ontwerpen, bouwen en beheren van grote sterrenwachten die astronomen in staat stellen om belangrijke wetenschappelijke ontdekkingen te doen. Ook speelt ESO een leidende rol bij het bevorderen en organiseren van samenwerking op astronomisch gebied. ESO beheert drie waarnemingslocaties van wereldklasse in Chili: La Silla, Paranal en Chajnantor. Op Paranal staan ESO’s Very Large Telescope (VLT), de meest geavanceerde optische sterrenwacht ter wereld, en twee surveytelescopen. VISTA werkt in het infrarood en is de grootste surveytelescoop ter wereld en de VLT Survey Telescope is de grootste telescoop die specifiek is ontworpen om de hemel in zichtbaar licht in kaart te brengen. ESO speelt ook een belangrijke partnerrol bij ALMA, het grootste astronomische project van dit moment. En op Cerro Armazones, nabij Paranal, bouwt ESO de 39-meter Extremely Large Telescope, de ELT, die ‘het grootste oog op de hemel’ ter wereld zal worden.
Links
Contact
Reinhard Genzel
Director, Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik
Garching bei München, Germany
Tel: +49 89 30000 3280
E-mail: genzel@mpe.mpg.de
Natascha M. Forster Schreiber
Senior Scientist, Max-Planck-Institut für extraterrestrische Physik
Garching bei München, Germany
Tel: +49 89 30000 3524
E-mail: forster@mpe.mpg.de
Richard Hook
ESO Public Information Officer
Garching bei München, Germany
Tel: +49 89 3200 6655
Mobiel: +49 151 1537 3591
E-mail: rhook@eso.org
Marieke Baan (Perscontact Nederland)
ESO Science Outreach Network
en NOVA Informatie Centrum
Tel: +31(0)20-5257480
E-mail: eson-netherlands@eso.org
Over dit bericht
Persberichten nr.: | eso1709nl |
Naam: | Galaxies |
Type: | Early Universe : Galaxy : Type : Spiral |
Facility: | Very Large Telescope |
Instruments: | KMOS, SINFONI |
Science data: | 2017Natur.543..397G 2017ApJ...842..121U 2017ApJ...840...92L 2016ApJ...831..149W |